Introductie

Het project

Om beter inzicht te krijgen in de arbeidsmarkt rondom het mbo in Noord-Nederland, presenteren we in deze Storyboard interactieve visualisaties over de carrières van mbo-afgestudeerden en werknemers in het mbo.

Voor dit doel heeft Talent in de Regio microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geanalyseerd. Met deze data kunnen we betrouwbaar achterhalen waar iemand zijn of haar opleiding heeft behaald, in welk type onderwijs diegene werkt, welke studierichting is gevolgd, en hoe de loopbanen van zowel afgestudeerden als werknemers verlopen. Hierdoor kunnen we de structuur en trends van de onderwijssector in Noord-Nederland goed in kaart brengen.

In deze Storyboard presenteren we interactieve visualisaties van de arbeidsmarktpatronen van zowel recent afgestudeerde mbo’ers als werknemers binnen het mbo. De Storyboard is ingedeeld aan de hand van drie thema’s. Elk thema bevat een aantal kerngrafieken, voorzien van duiding. Alle visualisaties zijn interactief: klik op de kaarten of grafieken om meer details te zien. De drie thema’s zijn:

  • De arbeidsmarkt voor mbo’ers

  • Werknemers in het mbo

  • Regionale sectorontwikkeling

Deze Storyboard is ontwikkeld door Femke Cnossen, Sierdjan Koster en Harm-Jan Rouwendal van de afdeling Economische Geografie binnen de Rijksuniversiteit Groningen. De analyses zijn gebaseerd op de Talentmonitor, binnen het project Talent in de Regio.

De analyse: data

Onze analyse maakt gebruik van CBS Microdata. Dit zijn koppelbare databestanden op persoons-, bedrijfs- en adresniveau. Daarmee kunnen we een zeer nauwkeurig beeld creëren. Alle afgestudeerden en werknemers van de noordelijke mbo-instellingen vormen de basis voor de grafieken. In onderstaande tabel is weergegeven welke databestanden hiervoor zijn gebruikt.

Daarnaast voegen we in het derde onderdeel een analyse toe op basis van LISA-data, om de bedrijfsdemografie in kaart te brengen waarin mbo’ers werkzaam zijn.

Afgestudeerden die tussen 2014 en 2023 een diploma hebben behaald zijn geselecteerd, waarbij geen onderscheid is gemaakt tussen BOL en BBL. Omdat sommigen hiervan pas recent zijn afgestudeerd, is er voor deze groep nog weinig arbeidsmarktdata beschikbaar.

Voor de data over werknemers hebben we gekeken naar een volledig cohort uit 2021. Van dit gehele cohort hebben we onderzocht waar zij in de drie jaar vóór 2021 werkten, en waar in de drie jaar erna.

De informatie over arbeidsmarktuitkomsten van afgestudeerden – zoals loon en werklocatie – is beschikbaar tot en met 2023. De dataset over arbeidsmarktstatussen (de zogenoemde SECMBUS) bevat echter alleen informatie tot eind 2022. In sommige grafieken waarin de arbeidsmarktstatusdata is gecombineerd met loondata, kunnen daardoor in 2023 opvallende patronen optreden. Deze worden veroorzaakt door de beperkte beschikbaarheid van arbeidsmarktstatusinformatie.

Voor de analyses over werknemers in het mbo (sectie 2) is de arbeidsmarktinformatie geüpdatet: daarin is loondata beschikbaar tot 2024 en arbeidsmarktstatusdata tot en met 2023.

De arbeidsmarkt van noordelijke mbo'ers

In deze sectie analyseren we de vroege carrières van mbo-studenten in Noord-Nederland, tot maximaal negen jaar na afstuderen.
We kijken naar de uitstroom van studenten: hoeveel afgestudeerden verlaten jaarlijks het mbo? Welk deel van hen vindt werk in Noord-Nederland? En vanuit welke opleidingsrichtingen stromen relatief veel studenten door naar het hoger onderwijs?

Het domein Zorg en Welzijn levert veruit de meeste mbo-afgestudeerden in Noord-Nederland

In de grafiek hiernaast is het totale aantal mbo-afgestudeerden per afstudeerjaar weergegeven, uitgesplitst naar niveau (niveau 2, 3 en 4). Veruit de meeste studenten zijn opgeleid binnen het domein Zorg en Welzijn. Binnen dit domein studeren bovendien relatief veel studenten af op niveau 4.

Let op: in deze analyse kijken we naar het hoogste behaalde mbo-niveau van een student — dit zijn dus geen diploma-aantallen per jaar, maar unieke afgestudeerden per opleidingsniveau.

De op één na grootste groep komt uit de economische domeinen: Economie en Administratie en Handel en Ondernemerschap, beide goed voor circa 1.000 afgestudeerden per jaar.

Opleidingen binnen de domeinen Afbouw, Bouw en Onderhoud, Ambacht, en Laboratorium- en Gezondheidstechniek leveren veruit de kleinste aantallen afgestudeerden. Dat is ook van belang bij de interpretatie van latere grafieken: door het beperkte aantal observaties binnen deze domeinen kunnen we niet altijd uitsplitsen naar bijvoorbeeld arbeidsmarktstatus, omdat dit het risico op herleidbaarheid van individuele personen met zich meebrengt.

De meeste mbo-opleidingen leveren een vrij constante stroom afgestudeerden

In de grafiek hiernaast zie je per opleidingsdomein hoeveel studenten er jaarlijks zijn afgestudeerd. In deze visualisatie is geen onderscheid gemaakt naar opleidingsniveau, om de trends beter zichtbaar te maken.

Omdat er grote verschillen zijn in het aantal afgestudeerden per domein (zoals te zien in de vorige grafiek), verschillen ook de assen per domein in deze visualisatie.

De meeste domeinen laten een relatief stabiel verloop zien. In sommige domeinen is echter een duidelijke groei of daling te zien. Zo zien we onder andere dat er groei is in de domeinen Zorg en Welzijn, Mobiliteit en voertuigen, en Techniek en procesindustrie. Echter is er een daling te zien in de domeinen Economie en administratie, Toerisme en recreatie, en Voedsel, natuur en leefomgeving.

Trends in afstudeercijfers per mbo-niveau

Vervolgens splitsen we de afstudeercijfers uit naar opleidingsniveau. We zien hier grotendeels dezelfde patronen terug als in de eerdere grafiek.

Gebruik de knoppen naast ‘Niveau mbo’ om te schakelen tussen de grafieken per niveau en per domein.
Wil je slechts een selectie van domeinen in meer detail bekijken? Vul dan de gewenste domeinen in het tekstvak onder de knoppen in — de grafiek past zich dan automatisch aan.

Wat gebeurt er na afstuderen?

De meeste mbo-afgestudeerden vinden vrij snel na hun diplomering hun eerste baan — vaak in loondienst, maar soms ook als zelfstandige.

Er zijn echter ook opleidingsrichtingen waarbij een relatief groot deel van de afgestudeerden ervoor kiest om door te studeren, meestal richting het hbo. Dit komt bijvoorbeeld vaak voor bij opleidingen in Economie en Administratie, Media en Vormgeving en ICT.

In andere domeinen, zoals Bouw, Transport, Techniek en Zorg, stroomt juist een groot deel direct de arbeidsmarkt op.

Daarnaast is er een groep afgestudeerden die in een uitkeringssituatie belandt. Deze groep is relatief groot onder studenten met een entreeopleiding. Dat is niet verrassend: in deze analyse kijken we naar de hoogst behaalde mbo-opleiding, en deze studenten hebben in de jaren na hun entreeopleiding geen startkwalificatie (niveau 2 of hoger) behaald. Toch geldt ook voor deze groep dat een aanzienlijk deel uiteindelijk werk vindt.

Naar welke sectoren vertrekken mbo’ers?

Veel afgestudeerden vinden dus meteen werk. Wat is de gemiddelde uitstroom per jaar naar de verschillende sectoren op de arbeidsmarkt? Dat zien we in de grafiek hiernaast. Hier is per domein aangegeven in welke sector hun afgestudeerden gaan werken. Door op de button ‘All’ te klikken, verschijnt er een lijst met domeinen, waardoor je de visualisatie ook per domein kunt bekijken. We nemen hier het gemiddelde over alle jaren na afstuderen en alle afstudeerjaren om een heel breed beeld te schetsen. In de volgende visualisaties zoomen we daarop in.

Opvallend is dat veel mbo’ers voor een uitzendbureau komen te werken. Die sector valt officieel onder de sector ‘zakelijke dienstverlening’, maar omdat het zo’n specifieke sector is, hebben we deze hier extra uitgelicht. Vanuit alle domeinen komen studenten bij een uitzendbureau te werken, maar het grootste aandeel komt vanuit de economie en administratie. Dat kan in dit geval natuurlijk ook zijn omdat zij voor de uitzendbureaus zelf werken, in plaats van worden uitgezonden naar andere sectoren, wat voor de zorg en de techniek aannemelijk is.

Veel opleidingsdomeinen leiden op voor een specifieke sector, maar andere voor een breder palet

Deze visualisatie laat de uitstroom naar sectoren zien per afstudeerjaar, gemeten op een peilmoment drie jaar na afstuderen, weergegeven in percentages van het aantal afgestudeerden dat werk heeft. Daardoor zien we hier trends in de link tussen domeinen en sectoren over de tijd. De categorie ‘niet in loondienst’ is afgeleid uit de data over arbeidsmarktstatussen (de SECMBUS), die slechts beschikbaar is tot 2022. Dit leidt tot een dip voor het afstudeerjaar 2020. ‘Overig’ wordt berekend aan de hand van alle sectoren, plus ‘niet in loondienst’ en het totaal aantal afgestudeerden: dit is dus een restcategorie.

Klik op de knop naast ‘selecteer opleidingsdomein’ om een domein te selecteren. Afgestudeerden in de bouw en infra vinden vaak werk in de industrie en bouw, en anders bij uitzendbureaus, vanwaar zij hoogstwaarschijnlijk werk vinden in de bouw. Dat zien we bij veel opleidingsdomeinen: een duidelijke link met een specifieke sector.

Dat dit niet voor alle domeinen geldt, is goed te zien bij de sector ICT. Daar komen studenten terecht in een breder palet aan sectoren, aangezien ICT-vaardigheden bij veel soorten economische activiteiten van pas komen.

Waar gaan de afgestudeerden heen?

Hiernaast staat per opleidingsdomein weergegeven waar afgestudeerden gaan werken. Als mensen werken in loondienst, kijken we naar de werklocatie (bijvoorbeeld Friesland, Groningen of Drenthe). Afgestudeerden die niet in loondienst werken, maar studeren, een uitkering ontvangen of wel werken maar niet in loondienst zijn, zijn apart weergegeven. Vooral die laatste categorie is bij een aantal opleidingsdomeinen interessant, omdat in de categorie “Werk” alle personen vallen die volgens het CBS wel werken, maar niet in loondienst zijn. Hier vallen dus ook de zzp’ers onder. Deze groep is relatief groot in Bouw en Infra (11%), Uiterlijke Verzorging (10%) en Voedsel, Natuur en Leefomgeving (10%).

Verreweg de meeste noordelijke afgestudeerden vinden werk in het Noorden

In de visualisatie staat weergegeven welk percentage van de werkende afgestudeerden werk heeft gevonden in het Noorden (Noord) en in drie subregio’s (Groningen, Friesland, Drenthe). In de visualisatie heb je de optie om het aantal jaren na afstuderen te selecteren. Hierbij is het belangrijk op te merken dat hoe langer je studenten volgt, hoe minder afstudeerjaren er meegenomen kunnen worden, en dus hoe kleiner de steekproef wordt waarover de percentages worden berekend. Vooral voor de kleinere opleidingen zijn daardoor die latere statistieken minder significant.

De opleidingen die het meest opleiden ‘voor het Noorden’ zijn die binnen de domeinen mobiliteit, zorg en uiterlijke verzorging. Studenten in deze vakgebieden kunnen dus vaak aan de slag bij een noordelijke werkgever. Afgestudeerden in de ICT en transport vinden relatief vaak werk buiten de regio, al werkt alsnog meer dan 60% in het Noorden.

Er zijn geen opvallende trends in het percentage afgestudeerden dat werk vindt in het Noorden

Waar we in de voorgaande grafiek keken naar het aandeel afgestudeerden dat werkt in het Noorden (in percentages), kijken we hier naar het absolute aantal werkenden in het Noorden (werkzaam in het Noorden op het x-de jaar na afstuderen), afgezet tegen het totaal aantal afgestudeerden (aantal afgestudeerden).

De ruimte tussen het aantal afgestudeerden en het aantal werkenden in het Noorden is opgevuld met:
i) afgestudeerden die wel werk hebben, maar niet in het Noorden werken (lichtgeel), en
ii) afgestudeerden die op dat moment niet in loondienst werken (lichtgrijs).

We focussen ons echter op de donkere accentkleuren.

Hier zien we het aandeel afgestudeerden, per afstudeerjaar, dat in het Noorden werkt. Het verschil tussen het aantal afgestudeerden en het aantal noordelijke werkenden is voor alle opleidingsdomeinen relatief constant: er zijn dus geen opvallende patronen over tijd. Het grootste verschil zit tussen de domeinen, en niet in de tijd.

Welk percentage studeert door en behaalt een diploma in het hoger onderwijs?

Een groot deel van de afgestudeerden kiest ervoor om door te studeren, in plaats van direct de arbeidsmarkt te betreden. In een voorgaande visualisatie zagen we dat dit vooral geldt voor opleidingen binnen de economische domeinen.

In de grafiek hiernaast kijken we voor al deze domeinen welk percentage, per afstudeerjaar, uiteindelijk ook daadwerkelijk een diploma heeft behaald in het hoger onderwijs (ofwel hbo, ofwel wo als hoogste diploma). Hier zitten grote verschillen tussen de domeinen. Nog geen vijfde van de transport-afgestudeerden behaalt een ho-diploma, terwijl meer dan 40% van de afgestudeerden in de domeinen Economie en Administratie, Horeca en Bakkerij, en Veiligheid en Sport ervoor kiest om door te studeren en ook daadwerkelijk een opleiding afrondt.

Het is hierbij belangrijk om op te merken dat ook associate degrees vallen onder hbo-opleidingen. In de analyse wordt verder geen onderscheid gemaakt tussen type hbo-diploma’s.

Er zijn enkele verschillen tussen de afstudeerjaren, maar die worden deels verklaard doordat afgestudeerden uit bijvoorbeeld 2018 relatief weinig tijd hebben gehad om hun vervolgopleiding volledig af te ronden in 2023.

Werknemersdynamiek in het mbo

In deze sectie analyseren we de dynamiek van werknemers binnen het mbo. Hoeveel medewerkers blijven werkzaam in het mbo, zonder onderscheid te maken tussen docerend, ondersteunend of leidinggevend personeel? Daarnaast wordt gekeken waar vertrekkende medewerkers naartoe gaan, inclusief sectoren en arbeidsmarktstatussen zoals pensioen, studie of werkloosheid. Tot slot wordt onderzocht waar nieuwe medewerkers vandaan komen, wederom zonder onderscheid naar functie.

Wat is het verloop binnen het mbo?

Er werken bijna 7.000 mensen in het mbo in het Noorden, ongeveer 15% van alle Nederlandse mbo-werknemers. Als we kijken naar de volledige populatie werknemers in het basisjaar 2021, kunnen we deze mensen in de microdata over de tijd volgen. Zo kunnen we zien waar en óf zij werkten voordat ze in het mbo kwamen, en wat ze daarna zijn gaan doen. We nemen de groep uit 2021, omdat dat de meest recente groep is die we nog minimaal drie jaar kunnen volgen. De data is beschikbaar tot september 2024. Overigens zijn de locatiedata (waarmee we achterhalen op welke plek iemand werkt) en de arbeidsmarktstatus (waarmee we kunnen bepalen of iemand werkloos, gepensioneerd is of als zzp’er werkt) voor dat jaar nog niet beschikbaar.

In de grafiek rechts zien we in het midden de groep werknemers: dit zijn alle mensen die een arbeidscontract hebben in het mbo. De data links daarvan laat zien waar zij daarvoor werkten, en rechts waar zij daarna naartoe zijn gegaan.

De eerste kolom (lichtblauw/groen) geeft weer welk percentage werkt bij dezelfde werkgever als in 2021. Dat is in 2018 rond de 70%. Dat aandeel neemt na 2021 snel af, wat het verloop in de sector weergeeft: een jaar na 2021 werkt 85% nog bij dezelfde werkgever, maar in 2023 is dat nog maar 63%. Een verklaring hiervoor kan liggen in de fusie van twee mbo’s tot Firda; hierdoor heeft in ieder geval een deel van de werknemers een andere werkgever gekregen.

Goed nieuws is wel dat deze mensen vaak in het mbo blijven werken — dat is te zien in de tweede kolom (“werkt in het mbo”). De derde kolom geeft weer of mensen in het onderwijs blijven. Ook daar zien we dat, hoewel het verloop tussen werkgevers aanzienlijk is in de jaren na werkzaam te zijn geweest in het mbo, deze mensen vaak betrokken blijven bij het mbo en de onderwijssector in brede zin.

De twee gele kolommen daarnaast laten zien welk percentage zijn werk in het mbo of onderwijs voortzet in het Noorden. Hier zijn slechts kleine verschillen zichtbaar, waardoor we kunnen concluderen dat de meeste mensen die in het onderwijs blijven werken, dat ook in het Noorden doen.

De meest rechter, roze-rode kolom geeft aan of mensen überhaupt nog werknemer zijn. Hieruit blijkt dat dit ook een verklaring kan zijn voor het verloop: de meeste mensen die nog in het mbo of het onderwijs werken, zijn ook de mensen die überhaupt nog werkzaam zijn.

Omdat niet iedereen die in 2021 in het mbo werkte dat voltijds deed, zien we in 2021 dat niet 100% als “werknemer” wordt geclassificeerd. Dat betekent dat zij bijvoorbeeld voornamelijk nog student of uitkeringsgerechtigd waren (bijvoorbeeld vanwege een zeer klein contract). In de volgende grafiek nemen we alleen de groep mee die daadwerkelijk als werknemer kan worden geclassificeerd.

Als mensen het mbo verlaten, doen ze dat meestal niet om in een andere sector te gaan werken

Als we kijken naar de sample “werknemers” in het mbo, dan hebben we het over 6.177 werknemers, tegenover 6.682 mensen die in totaal in het mbo in het Noorden werken.

Hier zien we hetzelfde beeld: de mensen die het mbo verlaten, lijken dat niet per se te doen om als werknemer in een andere sector aan de slag te gaan. Er is meestal iets anders aan de hand: ofwel ze ontvangen een uitkering, of ze worden bijvoorbeeld zzp’er.

In de volgende grafieken splitsen we uit waar mensen dan wél naartoe gaan (en vandaan komen).

Uit welke sectoren komen en vertrekken werknemers uit het mbo?

In de grafiek hiernaast is van alle werknemers in 2021 weergegeven waar zij werkten in 2019 en in 2023. Als zij niet geregistreerd staan als werknemer, is weergegeven welke status zij dan wél hadden.

Ook hier zien we hetzelfde beeld: het overgrote deel blijft in het onderwijs werken of komt uit het onderwijs en stroomt in naar het mbo. Bij de uitstroom zijn een aantal interessante dingen op te merken. Zo zien we dat van alle uitstroomrichtingen de groep die met pensioen gaat het grootst is, met ruim 300 personen uit 2021 die inmiddels in 2023 zijn gepensioneerd. Dat gaat dus om bijna 5% van de mbo-werknemers uit 2021.

Daarnaast vertrekken er ook een aantal richting uitzendbureaus of gaan zij aan de slag als zelfstandig ondernemer.

In deze grafiek geven we de volledige flow weer voor 2021 en 2024 van waar mensen werkten. We nemen alleen de meest voorkomende sectoren mee, voor de leesbaarheid van de grafiek. Hier zien we mooi de aanloop naar 2021 en de afloop na 2021. Zoals zichtbaar is, is de pensioenuitstroom (in zwart) duidelijk de grootste uitstroomrichting.

Voor 2024 is die data nog niet volledig bekend, maar de roze groep ‘NietWerknemer’ bevat alle mensen die we in september 2024 in ieder geval niet meer op de loonlijst van een bedrijf in Nederland kunnen terugvinden. Hier zal dus ook een grote groep gepensioneerden tussen zitten.

Sectorontwikkeling: waar kunnen mbo’ers aan de slag?

In deze sectie analyseren we de sectorontwikkeling in Noord-Nederland. Welke sectoren groeien en welke krimpen, en hoe verschilt dit per provincie en regio? Daarnaast wordt gekeken hoe verschillende sectoren in de diverse regio’s vertegenwoordigd zijn ten opzichte van de rest van Noord-Nederland en ten opzichte van heel Nederland.

Hoe ontwikkelt het aantal banen zich in Noord-Nederland?

In onderstaande grafiek geven we de ontwikkeling van het aantal banen weer per sector en per provincie. Tussen 2010 en 2022 is het aantal banen in Noord-Nederland geleidelijk gegroeid. Friesland en Groningen huisvesten in 2022 allebei meer dan 300.000 banen, terwijl Drenthe over ruim 220.000 banen beschikt.

De meeste sectoren zijn stabiel wat betreft het aantal banen, met lichte groei of krimp die per provincie verschilt. Wanneer we naar het aandeel van de sectoren kijken (klik op de zwarte pijl linksboven in de visualisatie), zien we dat de voor mbo’ers belangrijke sectoren Zorg, Groot- en detailhandel, en Industrie en logistiek voor veel banen zorgen. Het aandeel van de sector Zorg neemt in alle provincies toe.

Sectorontwikkeling in subregio’s

In deze grafiek geven we de ontwikkeling van het aantal banen weer per sector en per regio. Via de zwarte pijl linksboven in de visualisatie wordt steeds eerst het aantal banen en daarna het aandeel banen in de drie noordelijke provincies weergegeven. Elke provincie is onderverdeeld in drie (COROP-)regio’s. Alle regio’s huisvesten ten minste één mbo-locatie.

Het valt op dat er duidelijke verschillen bestaan tussen de regio’s. Vooral in de provincie Groningen is goed te zien dat de regio Overig Groningen, met daarin de stad Groningen, het merendeel van de banen huisvest. Ook is zichtbaar dat er sprake is van regionale specialisatie: in de regio Delfzijl en omgeving is de sector Industrie en logistiek met ruim 28% van de banen relatief belangrijk. Hetzelfde geldt voor Zuidoost-Friesland.

Vergelijking met de rest van (Noord-)Nederland

In deze visualisatie bekijken we het relatieve belang van een sector per regio door de zogenoemde locatiequotiënt te berekenen. Is een sector, in vergelijking met Noord-Nederland of met heel Nederland, over- of ondervertegenwoordigd?

Een score hoger dan 1 geeft aan dat het aantal banen in een sector in deze regio relatief hoger is dan in de rest van (Noord-)Nederland. Deze maat geeft een indruk van de specialisatie van een regio. Zo is de Bouw relatief sterk vertegenwoordigd in Zuidoost-Drenthe, terwijl Industrie en logistiek relatief sterk is in Zuidoost-Friesland.

In vergelijking met heel Nederland zijn in de noordelijke regio’s de sectoren ICT en Onderwijs ondervertegenwoordigd. De sectoren Industrie en logistiek, Landbouw en Zorg zijn juist oververtegenwoordigd.

Participatie Samenwerking Leren Talent Regionale arbeidsmarkt Skills