Het project

Om beter inzicht te krijgen in de oorzaken van het lerarentekort in het Noorden van Nederland, presenteren we in deze Storymap interactieve visualisaties van de arbeidsmarktpatronen van recent afgestudeerde leraren.

Het lerarentekort is een langlopend maatschappelijk probleem dat in de laatste jaren extra urgent is geworden. Om het lerarentekort op te lossen zet het kabinet in op samenwerking in de regio. Er zijn Onderwijsregio’s gevormd, waarin schoolbesturen, lerarenopleidingen en beroepsgroep samen werken aan werven, matchen, opleiden, begeleiden van starters en professionaliseren van onderwijspersoneel. Lerarenopleidingen werken samen in regionale allianties.

In Noord-Nederland is de Noordelijke Educatieve Alliantie (NEA) het samenwerkingsverband van lerarenopleidingen van NHL Stenden, Hanze en Rijksuniversiteit Groningen. Samen met de Onderwijsregio’s zoekt de NEA naar oplossingen voor het lerarentekort, maar ook voor de uitdagingen die krimp, leerling- en studentendaling brengen voor de onderwijsarbeidsmarkt.

Om beter inzicht te krijgen in de onderwijsarbeidsmarkt in het Noorden van Nederland heeft  Talent in de Regio  microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geanalyseerd. Met deze data kunnen we betrouwbaar achterhalen waar iemand is opgegroeid, in welk type onderwijs hij of zij werkt, welke studierichting hij of zij heeft gevolgd, en hoe de doorstroom binnen en buiten de onderwijssector verloopt. Hierdoor kunnen we de structuur en de trends van de onderwijssector in Noord-Nederland goed in kaart brengen.

In deze Storymap presenteren we interactieve visualisaties van de arbeidsmarktpatronen van recent afgestudeerde leraren. Deze Storymap is ingedeeld aan de hand van drie thema’s. Elk van de thema’s bevat een aantal kerngrafieken, voorzien van duiding. Alle visualisaties zijn interactief: klik op de kaarten of grafieken om meer details te zien. De thema’s zijn:

  1. Binding met het Noorden
  2. Van afstuderen naar werk
  3. Van werk naar werk

Dit onderzoek is ontwikkeld door Femke Cnossen, Fien Kremer en Sierdjan Koster van de afdeling Economische Geografie binnen de Rijksuniversiteit Groningen. De analyses zijn gebaseerd op de  Talentmonitor , binnen het project Talent in de Regio, een samenwerkingsverband tussen Groningen, de Hanze en verscheidene maatschappelijke partners. Dit project is mede mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van de Noordelijke Educatieve Alliantie (NEA).

Leeswijzer

Steeds is er een visualisatie weergeven, met op links een korte beschrijving van de sample, de data en een beknopte duiding van de bevindingen.

Op het moment dat het gaat over “werkzaam in de onderwijssector”, dan betekent dat iemand geregistreerd staat als werkzaam bij een instelling binnen het onderwijs. Het kan betekenen dat diegene dan geen lesgeeft, maar andersoortige taken uitvoert. Bij sommige visualisaties zijn we iets specifieker, door te observeren of een persoon werkt in de sector primair onderwijs, of in het voortgezet onderwijs. Dit is vooral handig als we kijken naar de verschillen tussen iemand met bijvoorbeeld een pabo diploma of een diploma als aardrijkskundeleraar.

Voor een overzicht van de opleidingen die zijn meegenomen in de analyses, zie de spreadsheet via deze link. Daarin staat aangegeven welke opleidingen in de sample zitten, en welke daarvan vallen onder alfa, beta, gamma, pabo, of overig.

De analyse: data

Onze analyse maakt gebruik van CBS Microdata. Dit zijn koppelbare databestanden op persoons-, bedrijfs- en adresniveau. Hiermee kunnen we een heel nauwkeurig beeld creeren. Alle afgestudeerden van de geselecteerde CROHO-codes (dus geen schattingen op basis van enquêtes of steekproeven) vormen de basis voor de grafieken. In onderstaande tabel staat weergegeven welke databestanden we hiervoor hebben gebruikt.

Afgestudeerden die een diploma hebben behaald tussen 2013 en 2023 zijn geselecteerd. Omdat sommige leraren pas zeer recent zijn afgestudeerd hebben we voor hen nog weinig arbeidsmarktdata. Voor sommige visualisaties willen we personen minstens 4 jaar volgen na het behalen van hun diploma, en die gaan dus over personen die vóór 2020 zijn afgestudeerd.  Voor de data over inschrijvingen selecteren wij de personen die tussen 2013 en 2018 ingeschreven hebben gestaan. Zo zijn we vrij zeker dat zij niet nog bezig zijn met hun opleiding in 2023, wanneer we de diploma’s in kaart brengen. Voor latere cohorten kan het zijn dat zij nog bezig zijn, of bijvoorbeeld een tussenjaar hebben genomen.

Veel van de analyses maken een onderscheid tussen hbo-opgeleide leraren en leraren die hun diploma in het wo hebben behaald. Deze verschillen nogal in orde van grootte: er stromen significant meer leraren uit de hbo lerarenopleidingen dan op het wo. De educatieve minoren (waarbij bachelorstudenten een tweedegraads bevoegdheid halen in hun vakgebied) zijn hierin niet meegenomen: deze worden namelijk niet geregistreerd bij het CBS als volledige opleiding.

Hoe regionaal is de onderwijsarbeidsmarkt?

In deze sectie wordt de geografische herkomst van afgestudeerde docenten die ingeschreven zijn aan lerarenopleidingen in kaart gebracht. Komen leraren die nu in het onderwijs in het Noorden werken ook vaak uit het Noorden? Wie trekt weg uit het Noorden? En van de mensen die beginnen aan een opleiding in het Noorden, welk percentage rondt dat af? Verschilt dat met de rest van Nederland?

Noordelijke jongeren beginnen relatief vaak aan een lerarenopleiding

Hoeveel jongeren starten er met een lerarenopleiding? Zijn er daarin verschillen tussen regio’s en gemeenten? De visualisatie hiernaast toont  per gemeente het relatieve aandeel jongeren (in percentages) dat zich tussen 2013 en 2019 inschreef bij een lerarenopleiding. Om te te corrigeren voor omvang van gemeenten, hebben we het aantal inschrijvingen gedeeld door het totale aantal jongeren in de betreffende gemeente. Zo ontstaat een beeld van het relatieve aandeel jongeren dat zich inschrijft. Opvallend is dat jongeren in noordelijke gemeenten relatief vaker kiezen voor een lerarenopleiding dan in andere delen van Nederland: in sommige gemeenten meer dan 10% van de jongeren, waar er ook veel gemeentes zijn waar slechts rond de 5% van de jongeren voor een lerarenopleiding kies.

Ronden noordelijke afgestudeerden ook vaker de lerarenopleiding af?

Om deze vraag te beantwoorden selecteren wij de gehele groep studenten die op enig moment tussen 2013 en 2018 ingeschreven is geweest bij een opleiding die leidt tot een onderwijsbevoegdheid. We koppelen dit vervolgens aan  de diplomabestanden van 2023 om te bepalen wie deopleiding daadwerkelijk heeft afgerond. Omdat mensen die later dan 2018 zijn begonnen nog bezig (kunnen) zijn, nemen we die groep niet mee.

Van de mensen die beginnen aan een lerarenopleiding, ronden studenten uit het Noorden die het minst vaak af. Dat percentage ligt het laagste in Drenthe, waar 65% van de inschrijvingen leidt tot een diploma. Desalniettemin zijn de verschillen niet bijzonder groot: in Zeeland en Noord-Brabant liggen die percentages gemiddeld rond de 70%. In de volgende visualisatie kijken we of deze verschillen ook bestaan tussen gemeenten.

Uitgesplitst naar gemeenten
Dat ruimtelijke patroon, waarbij noordelijke inschrijvingen minder vaak leiden tot een diploma, is ook zichtbaar als we de data uitsplitsen naar opgroeigemeentes, in plaats van provincies. Desalniettemin is hier veel variatie zichtbaar tussen de verschillende gemeenten, ook binnen provincies. Opvallend is dat er binnen het Noorden niet een sterk stad-plattelandsverschil waar te nemen is. Studenten afkomstig uit Groningen en Leeuwarden hebben ongeveer gelijke afrondingspercentages als studenten uit de omliggende gemeenten.

Waar komen werkzame leraren vandaan?

Zijn werkzame leraren voornamelijk opgegroeid in het Noorden? En is dat in gelijke mate zo voor Drenthe, Friesland en Groningen? Om die vraag te beantwoorden selecteren wij de groep afgestudeerden die twee jaar na afstuderen in het onderwijs en in het Noorden werkt. Vervolgens koppelen we dit gegeven aan de herkomst van die groep: in welke provincie zijn zij opgegroeid? Hierbij nemen we de provincie waar men op hun 16e wonen als meetpunt.

In de grafiek hiernaast zijn de resultaten weergeven, uitgesplitst naar onderwijssoort (kolommen) en onderwijsrichting (rijen). Opvallend is dat verreweg de meeste afgestudeerden die in het Noorden werken ook in het Noorden opgegroeid zijn, rond de 70 à 75 procent. Hier zit wel wat variatie tussen de verschillende opleidingsrichtingen. Zo is dit aanzienlijk lager voor de bètavakken: hiervan is 40% niet afkomstig uit het Noorden. Zet daar de pabo tegenover, waar maar 12% van de afgestudeerden niet afkomstig is uit het Noorden. Dat betekent dat de arbeidsmarkt voor met name het basisonderwijs in nog sterkere mate regionaal georiënteerd is: De binding met de eigen regio lijkt voor deze groep het grootst te zijn, en het minst groot voor de bèta-opleidingen.

Vinden Noordelijke jongeren ook hier een baan als ze niet in het Noorden zijn opgeleid?

Zijn de noordelijke jongeren die in het onderwijs willen werken bereid om buiten de regio te studeren en werken? En, als ze ergens anders studeren, komen ze daarna ook weer terug? Om dat in kaart te brengen kijken we van alle afgestudeerde leraren die in het Noorden zijn opgegroeid, wie daarvan is a) is afgestudeerd aan een Noordelijke onderwijsinstelling en b) of zij in Noord-Nederland 4 jaar na afstuderen werk hebben gevonden, of (nog) niet. Conclusies: het overgrote deel van de noordelijke jongeren die een lerarenopleiding gedaan hebben is opgeleid aan een noordelijke onerwijsinstelling. En: van de noordelijke jongeren die ergens anders een lesbevoegdheid hebben gehaald komt een aanzienlijk deel terug naar het Noorden, maar niet per se in het onderwijs. Andersom zien we ook een groep jongeren die, na afstuderen in het Noorden, werk vindt in de rest van Nederland. De groep die terugkomt naar het Noorden en die vertrekt houdt elkaar qua omvang ongeveer in evenwicht. De groep ‘onbekend’ betekent dat deze groep ofwel (nog) geen baan heeft, of dat ze pas zijn afgestudeerd na 2019.

Wie blijven er in het Noorden? En wie vertrekt?

We delen de noorderlingen die een lesbevoegdheid hebben gehaald nu op in 4 categorieën op basis van i) werk in het onderwijs en ii) werk in het Noorden. Welk aandeel van die groepen is jong (jonger dan 30 bij afstuderen, dus kleinere kans op zij-instroom), vrouw, en opgegroeid in het Noorden? Deze visualisatie gaat alleen over hbo-afgestudeerden. Klik op de visualisatie bij “pabo” om een andere opleidingsrichting te zien.

Hoe lees je deze grafiek? Bijvoorbeeld categorie 1: werkt in het onderwijs en in het Noorden. Dit is de groep afgestudeerde leraren die 2 jaar na afstuderen een baan heeft gevonden in het onderwijs en het Noorden. Van deze groep is bijna 90 procent jonger dan 30 en opgegroeid in het Noorden, en ongeveer 80% is vrouw. Van groep 2, die wel in het Noorden werkt maar niet in het onderwijs, is ongeveer 70% vrouw. Het lijkt er daarmee dus op dat mannen vaker na afstuderen niet in het onderwijs gaan werken, als zij een pabo-diploma hebben gehaald, waarbij meegenomen moet worden dat het aandeel vrouwen dat de pabo heeft afgerond hoog is.

Met betrekking tot de bèta-opleidingen (klik op de visualisatie om bèta te selecteren); een groter aandeel van de leraren is ouder dan 30 bij afstuderen. Het zou dus kunnen dat hier een groter deel zij-instroom is, maar het kan ook zijn dat leraren op latere leeftijd nog een (eerstegraads) diploma hebben gehaald. Opvallend is in ieder geval dat vooral van de pabo-afgestudeerden een groter gedeelte jonge leraren in het Noorden werk vinden.

Al met al zien we dat de onderwijsarbeidsmarkt in Noord-Nederland, en dan met name het basisonderwijs, sterk regionaal georiënteerd is.

Van afstuderen naar werk

In deze sectie duiken we dieper in de transitie van afstuderen naar werk: vinden afgestudeerden vaak een baan in het onderwijs? Hangt dat af van het vak waarvoor zij gestudeerd zijn? Hoe zit het met uitzendbureaus? En werken afgestudeerden na 4 of 8 jaar nog steeds in het onderwijs? We selecteren, anders dan hierboven, afgestudeerden van alleen de noordelijke onderwijsinstellingen, op zowel het HBO als het WO.

Waar werken Noordelijke afgestudeerden?

In deze analyse worden alle afgestudeerden aan een lerarenopleiding bij een noordelijke onderwijsinstelling uitgesplitst naar wo en hbo (klik naast “onderwijssoort” om de gegevens voor het hbo te zien).

In de grafiek hiernaast wordt het percentage leraren dat werkt in het Noorden en/of werkt in het onderwijs tot zeven jaar na afstuderen van een noordelijke onderwijsinstelling afgebeeld, per  afstudeerrichtingen.

Van de leraren die een lesbevoegdheid hebben gehaald aan de universiteit werkt het merendeel in het onderwijs. Vooral de afgestudeerden in een alfa-richting vinden en behouden vaak een baan in het onderwijs, zo rond de 90 procent. Wel zien we een (lichte) afname in het percentage alfa-afgestudeerden dat een baan heeft in het Noorden, en in het Noorden en in onderwijs. Dit houdt in dat een gedeelte van de leraren die afgestudeerd zijn in een alfavak in de loop van hun carrière het onderwijs in het Noorden verlaten. Desalniettemin blijft het grootste gedeelte wel in het onderwijs werken.

Van de wo-afgestudeerden in een bètavak werkt ongeveer 75% in het onderwijs; minder dan bij alfa-afgestudeerden. Wel weet het Noorden deze afgestudeerden beter te behouden in de eerste zeven jaar van hun werkende leven. We zien zelfs een stijgende trend na het derde jaar tot het zevende jaar na afstuderen.

Afgestudeerden in een van de gamma-vakken aan de universiteit vinden relatief vaker een baan buiten de onderwijssector en buiten het Noorden, vergeleken met alfa’s en bèta’s. Noordelijke onderwijsinstellingen weten gamma-afgestudeerden minder goed te behouden; direct na afstuderen heeft 52 procent een baan bij een school in het Noorden, is dit na zes jaar nog maar 40 procent. Dit kan zijn omdat er meer aanbod is van vraag naar deze afgestudeerde leraren in het Noorden.

Hbo-afgestudeerden vinden vaker en behouden langer hun banen in het onderwijs dan hun universitaire collega’s. Relatief minder verschillen zijn zichtbaar tussen de afstudeerrichtingen (gamma, bèta, alfa, etc.) vergeleken met wo-afgestudeerden. Vooral de pabo-afgestudeerden doen het goed in het noorden; zo’n 70 procent werkt voor een school in het Noorden, en ze verruilen het Noorden en/of de onderwijssector nauwelijks naarmate hun carrière vordert. Dit is in tegenstelling tot afgestudeerden voor een vak in het voortgezet onderwijs, die naarmate hun carrière vordert, vaker kiezen voor een baan buiten het Noorden en de onderwijssector. Ongeveer 10 procent van de afgestudeerden in het Noorden in deze richtingen verlaat na zeven jaar alsnog het Noorden en de onderwijssector. Dit cijfer is voor wo-afgestudeerden overigens hetzelfde.

Voor welke vakken vinden afgestudeerden vaker werk in het onderwijs?

Heeft het vak waarin je een lerarenopleiding hebt gedaan nog gevolgen voor het vinden en behouden van een baan in het onderwijs? Om dit te analyseren, kunnen de grafieken hiernaast behulpzaam zijn. Deze visualiseren het percentage afgestudeerden dat in het onderwijs werkt vanaf het jaar van afstuderen (0), tot maximaal 7 jaar na afstuderen. In de grafiek kun je kiezen om naar wo of hbo-afgestudeerden in te zoomen. Selecteer het vak naast “vak:” Per vak is weergegeven, over tijd op de horizontale as, welk percentage van de afgestudeerden werkzaam is in de onderwijssector (verticale as). We nemen hierbij de pabo ook mee als ‘vak ’.

Hbo’ers komen relatief minder in het onderwijs terecht dan wo’ers (met uitzondering van de hbo-educatieve master, die vaak al een aanstelling in het onderwijs hebben). Ongeveer 60 tot 80 procent van deze mensen komt in het onderwijs terecht. Opleidingen als Duits, economie, Nederlands en omgangskunde zitten aan de bovenkant van deze marge. Vakken als kunst, aardrijkskunde, muziek en maatschappijleer aan de onderkant. Opvallend is dat muziek, geschiedenis en vooral dans veel minder vaak in de onderwijssector werken.

Bij universitaire afgestudeerden zijn de getallen voor de talen vrij hoog en stabiel, behalve voor Duits. Afgestudeerden in Duits, geschiedenis, en wiskunde (in lagere getalen) kiezen naarmate hun carrière vordert vaker voor een baan in het onderwijs; zo’n 20 procent van de afgestudeerden in deze richtingen vindt binnen de eerste zeven jaar van hun carrière alsnog een baan in het onderwijs, hoewel ze aanvankelijk buiten het onderwijs begonnen. Een baan in het onderwijs blijkt bij deze vakken dus aantrekkelijk te zijn. Ten slotte vinden wo-afgestudeerden van een economieopleiding of aardrijkskundeopleiding relatief veel banen buiten het onderwijs. Slechts iets meer dan de helft van deze afgestudeerden werkt in het onderwijs.

Hybride docenten en dubbele banen

Veel mensen die interesse hebben in het onderwijs geven aan dat ze een combibaan als hybride docent aantrekkelijk vinden. Hoe zit dat op dit moment? Als docenten in het onderwijs werken, hebben zij dan daarnaast nog een andere baan? Deze vraag beantwoorden we in de grafiek hiernaast. Voor elk jaar na afstuderen (klik naast “aantal jaar na afstuderen”) is zichtbaar hoeveel afgestudeerden werkzaam zijn in een tweede baan, en als ze dat zijn, in welke sector is die baan? De steekproefgrootte neemt af voor latere jaren na afstuderen, omdat deze personen bijvoorbeeld pas in 2021 zijn afgestudeerd en we ze dus voor een beperkt aantal jaren kunnen volgen.

Het overgrote deel van de afgestudeerde leraren die een baan hebben in het onderwijs heeft niet nog een tweede baan. Als ze die wel hebben, is die baan vaak ook in het onderwijs of werken zij voor een uitzendbureau (of dat in het onderwijs is of niet valt niet te zeggen).

Daarnaast is het opvallend dat de sectoren waarin men een tweede baan heeft in de eerste jaren na afstuderen veel gevarieerder zijn dan in het zesde, zevende en achtste jaar na afstuderen. In het eerste jaar na afstuderen vinden enkelen bijvoorbeeld een tweede baan in de maatschappelijke dienstverlening of detailhandel, terwijl deze sectoren na het zesde jaar niet meer voorkomen in de grafieken. Dit kan betekenen dat niet iedereen in het Noorden direct een fulltimebaan kan vinden in het onderwijs na afstuderen, hoewel dit een klein deel betreft. Over het algemeen genomen hebben leerkrachten geen tweede baan nodig, wat logisch is gezien de hoge vraag naar leraren in Nederland.

Van werk naar werk

In deze sectie kijken we naar de transities die leraren maken in de eerste jaren na afstuderen tussen verschillende sectoren. We selecteren de groep afgestudeerden die binnen een jaar na afstuderen een baan heeft gevonden in het onderwijs, en wat zij vervolgens gaan doen.

Blijven leraren in het onderwijs?

We observeren in de grafiek hiernaast alle afstudeerden die 1 jaar na afstuderen ofwel in het onderwijs werkten, ofwel voor een uitzendbureau, of nog student waren (bijvoorbeeld omdat zij nog een andere opleiding afrondden). Vervolgens volgen we deze jonge leraren tot 4 jaar na afstuderen. Welk gedeelte daarvan werkt nog steeds in het onderwijs, en welk gedeelte ‘lekt weg’?

Het overgrote deel van de leraren die werk vinden na het afronden van een opleiding, blijft in het onderwijs werken. Leraren die beginnen bij een uitzendbureau, en daar waarschijnlijk vaak onderwijsklussen uitvoeren, komen ook uiteindelijk terecht in het onderwijs. De studenten vinden ook werk in het onderwijs, maar komen ook terecht in andere sectoren, wellicht gelinkt aan hun andere opleiding.

Switchen leraren van werkgever binnen het onderwijs?

Ook al blijven leraren in het onderwijs werken, het kan wel zijn dat ze een verandering van werkgever doormaken. Dat maken we inzichtelijk in de grafiek hiernaast. Voor elk van de vak-richtingen wordt het aantal afgestudeerden uit onze steekproef weergegeven  dat i) bij dezelfde werkgever is blijven werken (blauw), ii) in het onderwijs is blijven werken, maar wel is gewisseld van werkgever (geel) en iii) die het onderwijs hebben verlaten (rood).

Opvallend is dat er een behoorlijk aandeel docenten is dat wisselt van werkgever binnen de eerste jaren na afstuderen. Hoewel zij dus in het onderwijs blijven, hoeft dat niet te betekenen dat hun carrière meteen stabiel is. Vooral bij de pabo-afgestudeerden zien we relatief veel wisselingen. Het aandeel dat de sector verlaat is hierbij ook het grootst.

In de volgende analyses splitsen we dezelfde grafieken uit naar specifieke onderwijssectoren: primair onderwijs, secundair en tertiair onderwijs.

In de volgende analyses splitsen we deze grafieken verder uit naar specifieke onderwijssectoren: primair, secundair en tertiair onderwijs.

Hoe is die dynamiek binnen onderwijssectoren?

Wanneer het gaat om het behoud van leraren, is een van de oplossingsrichtingen om onderwijspersoneel de kans te bieden in een andere onderwijssector te werken. Hoe staat het op dit moment met die mobiliteit tussen onderwijssectoren? De groep die begint in het onderwijs uitgesplitst naar de verschillende onderwijssectoren (primair, voortgezet en tertiair onderwijs) geven het volgende beeld weer. De meeste leraren blijven in dezelfde subsector werken als in het eerste jaar na afstuderen, maar er zijn een aantal die de overgang maken tussen de verschillende sectoren, bijvoorbeeld van het voortgezet onderwijs naar het primair onderwijs of andersom.

Dynamiek nader verklaard

Wie zijn dan die leraren die transities maken tussen onderwijssectoren? Dat laten we zien in de visualisatie hiernaast. We selecteren alle afgestudeerden die op 1 jaar na afstuderen in het onderwijs werken, waar zij in het 4e jaar werken en de subsectoren. De meeste mensen werken bij dezelfde organisatie (blauw), maar er worden ook veel transities gemaakt binnen de onderwijssector (geel), waarbij werknemers nog wel in hun onderwijssector werken, maar wel voor een andere werkgever.

De categorie rood wisselt van sector, wat zowel kan duiden op een wisseling binnen de onderwijssector (bijvoorbeeld van middelbaar onderwijs naar primair onderwijs), als het verlaten van de gehele onderwijssector. Deze categorie is vooral voor de pabo groot, wat kan verklaren waarom we in de vorige visualisatie de transities zien van het voortgezet onderwijs naar het primair onderwijs. Een aantal pabo-afgestudeerden werkt eerst in het voortgezet onderwijs, maar maakt later de transitie maakt naar het primair onderwijs. Andersom gebeurt dit ook: sommige pabo-afgestudeerden beginnen in het primair onderwijs maar maken daarna de overstap naar het middelbaar onderwijs.

Hoe vinden afgestudeerden hun weg naar het onderwijs?

Niet alle afgestudeerden vinden meteen de weg naar het onderwijs. Van de mensen die vier jaar na afstuderen wel in het onderwijs werken, via welke weg zijn zij daar terecht gekomen? Dat wordt in visualisatie hiernaast inzichtelijk. De grootste groep is via de route onderwijs gekomen, gevolgd door uitzendbureaus en studies. Daarnaast zien we ook de sectoren waar studenten bijvoorbeeld tijdens hun studie hebben kunnen werken, zoals de detailhandel of eet- en drinkgelegenheden.

Conclusie

In deze monitor Onderwijstalent in de Regio hebben we onderzocht hoe afgestudeerden van lerarenopleidingen aan noordelijke onderwijsinstellingen de weg vinden op de arbeidsmarkt. Specifiek hebben drie transities in kaart gebracht: 1) van opgroeien in het Noorden naar werken in het Noorden, 2) van afstuderen naar werk en 3) van werk naar werk.

Samengevat zien we een aantal belangrijke patronen op de noordelijke onderwijsarbeidsmarkt.

Ten eerste is de noordelijke onderwijsarbeidsmarkt sterk regionaal georiënteerd: verreweg het grootste deel van alle leraren die werk vinden in het Noorden komt oorspronkelijk uit het Noorden. Dat geldt vooral voor leerkrachten in het basisonderwijs.

Het valt op dat de animo bij de noordelijke jongeren om een lerarenopleiding te volgen bovengemiddeld groot is – vooraal in Friesland. Deze jongeren ronden minder vaak de lerarenopleiding af dan in andere provincies.

Een gedeelte van de gediplomeerden (tussen de 10-20%, afhankelijk van de opleiding) gaat het onderwijs niet in. Hier liggen kansen om de groep die überhaupt niet het onderwijs in gaat toch aan het onderwijs te binden. De uitval van afgestudeerden die wel aan de slag gaan in het onderwijs is er ook, maar kleiner dan de uitval uit de sector direct na het behalen van het diploma.

 Er zijn flinke verschillen tussen de schoolvakken en opleidingsrichtingen als het gaat om werk vinden en behouden in het onderwijs. Van de hbo-afgestudeerden vinden vooral de bèta’s bijna allemaal werk in het onderwijs (80-90%); voor de  alfa’s en gamma’s is dat lager (75-80%). Van de pabo-studenten gaat ook ca. 80% het onderwijs in. Voor mensen met een diploma van een universitaire lerarenopleiding geldt dat vooral de alfa’s voor de klas staan (90%). Voor bèta’s (ca 80%) en gamma’s (ca 70%) is het percentage dat werk vindt in het onderwijs iets lager; dat geldt met name voor vakken als wiskunde, economie en geschiedenis. Daarnaast zien we dat van de afgestudeerden die werk vinden in het onderwijs, dat ook vaak in het Noorden vinden en vice versa, waarbij mannen wel iets vaker buiten het onderwijs werk vinden.

Welke  baanbewegingen maken leraren in de eerste jaren na afstuderen, als zij eenmaal de arbeidsmarkt hebben betreden? Afgestudeerden die in het onderwijs werken, hebben niet vaak een tweede baan en wisselen niet vaak van sector. Belangrijkste conclusie is dat de onderwijsarbeidsmarkt in de eerste jaren na het afstuderen vrij stabiel, maar daarmee ook wat statisch is. Hoewel de meeste afgestudeerden in het onderwijs werken, is er nog wel een aanzienlijk deel  dat binnen het onderwijs van werkgever wisselt in de eerste jaren na afstuderen. Hier is dus mogelijk ruimte om al vroeger leraren te binden aan een werkgever.

Behalve mooie inzichten roept deze monitor ook weer nieuwe vragen op. Waarom is de animo voor een lerarenopleiding relatief gezien groter onder noordelijke jongeren vergelegken met elders in Nederland? Wat kunnen we doen om meer van deze jongeren een diploma van een lerarenopleiding te laten halen? Hoe kunnen we meer afgestudeerden interesseren voor een baan in het onderwijs? En hoe zit het met de transities tussen sectoren van leraren later in hun carrière? En allerbelangrijkst: hoe beïnvloedt de komst en de plannen van de Onderwijsregios’ de arbeidsmarkt in het noorden? Weten we meer afgestudeerden te binden en te boeien aan het Noorden? De bevindingen die we nu presenteren kunnen als een nulmeting worden beschouwd om later de effecten van de ingezette de beleidsveranderingen aan te spiegelen.

Meer weten?

Meer informatie over Talent in de Regio en de Talentmonitor?

Voor vragen over bovenstaande analyses en het onderzoek naar de arbeidsmarkt van Noord Nederland binnen het project Talent in de Regio, neem contact op met  f.d.cnossen@rug.nl . Voor vragen over zaken rondom onderwijstalent in de regio, zoals de lerarenopleidingen en de Onderwijsregio’s, neem contact op met Ricus Dullaert ( h.f.m.dullaert@rug.nl ).